Steekproefomvang

Gebruik de rekenmachine om de steekproefomvang te bepalen die nodig is om een bepaald betrouwbaarheidsniveau te krijgen met een specifieke foutmarge. Vul het gewenste betrouwbaarheidsniveau en de gewenst foutmarge in en druk op berekenen, de minimale omvang van de steekproef wordt dan weergegeven. (Gebruik deze rekenmachine voor grote (meer dan 20.000) normaal verdeelde populaties)

CodeCogsEqn(1)

De foutmarge

Dit is het percentage dat aangeeft hoe nauwkeurig je voorspelling voor de populatie moet zijn. Wanneer bijvoorbeeld een foutmarge van 3% wordt gekozen uit een steekproef blijkt dat 48% van de ondervraagden ergens voor is mag worden aangenomen dat het percentage voorstemmers van de totale populatie tussen 45% en 51% ligt(48 plus/min 3%). Een kleinere foutmarge vereist een grotere steekproefomvang.

Het betrouwbaarheidsniveau

Dit is het percentage dat de betrouwbaarheid van betrouwbaarheidsinterval aangeeft. Vaak wordt een betrouwbaarheidsniveau van 95% gebruikt . Dit geeft aan dat de uitkomst van een steekproef in 95% (of 19 van de 20) van de gevallen binnen de betrouwbaarheidsinterval valt. Een hogere betrouwbaarheidsniveau vereist een grotere steekproefomvang of een grotere foutmarge. Vaak wordt 95% gekozen als betrouwbaarheidsniveau.

Voorbeeld

Stel, u leest in een artikel dat uit een steekproef is gebleken dat 24% van de Nederlanders rookt, met een foutmarge van 5% en een betrouwbaarheidsniveau van 95%. Dit betekent dat we er 95% zeker van zijn dat het percentage rokers in Nederland tussen de 19% en 29% is.

Opmerkingen

  • Deze berekening kan worden gebruikt om de steekproefomvang voor grote populaties te berekenen. Wanneer de totale populatie kleiner dan 20.000 leidt de berekening tot een steekproefomvang die groter dan nodig is. Gebruik voor kleine populaties de rekenmachine voor eindige populaties.
  • Voor de berekening wordt gebruik gemaakt van p (de kans dat iemand een bepaald antwoord geeft) =50%. Dit levert de grootste foutmarge in het betrouwbaarheidsinterval. Dit garandeert dat de foutmarge binnen het betrouwbaarheid interval kleiner dan of gelijk is aan de gekozen waarde. Wanneer p echter groter dan 0.7 of kleiner dan 0,3 is kan de berekening leiden tot een steekproefomvang die veel groter dan nodig is.
  • Een te grote omvang van de steekproef kan voor de betrouwbaarheid van het onderzoek geen kwaad maar voor de praktische haalbaarheid wel. Houd er ook rekening mee dat, wanneer je bijvoorbeeld een enquête verstuurd, niet alle ondervraagden zullen reageren. Wanneer je een respons verwacht van bijvoorbeeld 50% moet je de steekproef omvang met 2 vermenigvuldigen om te bepalen hoeveel enquêtes je moet versturen.
  • De uitkomst van de berekening moet altijd afgerond worden naar boven. Als uit de berekening blijkt dat de steekproefomvang 1476,3 is moet de omvang van de steekproef 1477 worden.